Uit genade zalig
1 EN
au
1heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij
2dood waart door de misdaden en de zonden,
2 bIn welke gij
3eertijds gewandeld hebt,
4naar de eeuw dezer wereld,
5naar den
coverste
6van de macht der lucht, van den geest
7die nu werkt in
8de kinderen der ongehoorzaamheid;
3 Onder dewelke ook
9wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden
10onzes vleses, doende
11den wil des vleses en
12der gedachten; en wij waren
13van nature
14kinderen des toorns, gelijk ook
15de anderen.
4 Maar God,
16Die rijk is in barmhartigheid,
17door Zijn grote liefde waarmede Hij ons liefgehad heeft,
5 Ook toen wij
18dood waren door de misdaden,
dheeft
ons 19levend gemaakt
20met Christus (
euit genade zijt gij zalig geworden),
6 En heeft
ons medeopgewekt, en heeft
ons medegezet in den hemel
21in Christus Jezus;
7 Opdat Hij
22zou betonen
23in de toekomende eeuwen den uitnemenden rijkdom Zijner genade, door de goedertierenheid over ons in Christus Jezus.
8 Want
24uit genade zijt gij
25zalig geworden
26door het geloof, en
27dat niet uit u,
fhet is Gods gave;
9 28Niet uit de werken,
gopdat niemand roeme.
10 Want
29wij zijn Zijn maaksel,
hgeschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke
30God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.
Jood en heiden één in Christus
11 Daarom, gedenkt dat gij, die eertijds heidenen waart
31in het vlees, en die
32voorhuid genaamd werdt van degenen die genaamd zijn
33besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
12 Dat gij in dien tijd waart
34zonder Christus, vervreemd van
35het burgerschap Israëls, en vreemdelingen
ivan
36de verbonden der belofte,
37geen hoop hebbende, en
38zonder God in de wereld.
13 Maar nu in Christus Jezus, zijt gij, die eertijds
39verre waart, nabij geworden door
40het bloed van Christus.
14 kWant Hij is
41onze Vrede, Die
42deze beiden één gemaakt heeft, en den middelmuur
43des afscheidsels gebroken hebbende,
15 Heeft Hij
44de vijandschap
45in Zijn vlees tenietgemaakt,
namelijk 46de wet der geboden in inzettingen
bestaande; opdat Hij
47die twee
48in Zichzelven tot
49één nieuwen mens zou scheppen,
50vrede makende,
16 En
opdat Hij
51die beiden met God
52in één lichaam zou verzoenen door het kruis,
53de vijandschap aan
54hetzelve
55gedood hebbende.
17 lEn
56komende, heeft Hij door het Evangelie
57vrede verkondigd u die verre waart en dien die nabij waren.
18 mWant
58door Hem hebben wij beiden den toegang door
59één Geest tot den Vader.
19 Zo zijt
60gij dan
61niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar
62medeburgers der heiligen en
n 63huisgenoten Gods,
20 oGebouwd
pop
64het fundament der apostelen en profeten,
q 65waarvan Jezus Christus is
66de uiterste Hoeksteen;
21 rOp Welken het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast
stot een heiligen
67tempel in den Heere;
22 68Op Welken ook
69gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods
70in den Geest.